Afleveringen

  • 17. Hemel

    Deze keer leest Wieteke Matteüs 13:44-52 Het is met het koninkrijk van de hemel als met een schat die verborgen lag in een akker. Iemand vond hem en verborg hem opnieuw, en in zijn vreugde besloot hij alles te verkopen wat hij had en die akker te kopen. Ook is het met het koninkrijk van de hemel als met een koopman die op zoek was naar mooie parels. Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot hij alles te verkopen wat hij had en die te kopen. Het is met het koninkrijk van de hemel ook als met een sleepnet dat in een meer werd geworpen en waarmee allerlei soorten vis werden gevangen. Toen het net vol was, trok men het op de oever en ging men zitten om de goede vis in kuipen te doen; de slechte vis werd weggegooid. Zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld: de engelen zullen eropuit trekken en de kwaadwilligen van de rechtvaardigen scheiden, en ze zullen hen in de vuuroven werpen, waar ze zullen jammeren en knarsetanden. Hebben jullie dit alles begrepen?’ ‘Ja,’ antwoordden ze. Hij zei hun: ‘Zo lijkt iedere schriftgeleerde die leerling in het koninkrijk van de hemel is geworden op een huismeester die uit zijn voorraadkamer nieuwe en oude dingen tevoorschijn haalt.’

  • 16. Sterren

    Deze keer leest Wieteke Jesaja 40:12-25

    Wie heeft de wateren met holle hand omvat,
    de hemel gemeten met een ellenmaat?
    Wie heeft het stof van de aarde met een maatlepel afgepast?
    Wie heeft de bergen gewogen op een weegschaal,
    de heuvels met balans en gewichten?
    Wie heeft de geest van de HEER gemeten?
    Heeft iemand hem ooit raad gegeven?
    Wie raadpleegt hij, wie biedt hem inzicht?
    Wie leidt hem op de paden van het recht?
    Wie leidt hem naar de wijsheid?
    Wie toont hem de weg van het inzicht?
    In zijn ogen zijn de volken
    als een druppel in een emmer,
    als een stofje op een weegschaal;
    de eilanden weegt hij als zandkorrels.
    Zelfs de Libanon levert te weinig hout,
    te weinig wild voor een brandoffer.
    De volken betekenen niets in zijn ogen,
    voor hem zijn ze minder dan niets.

    Met wie wil je God vergelijken,
    hoe is hij uit te beelden?
    Met een godenbeeld misschien?
    Dat is door een ambachtsman gemaakt,
    door een edelsmid overtrokken
    met goud en zilverbeslag. 
    Met een beeld, opgericht op een bergtop?
    Dat is maar een stuk hout dat niet vermolmt,
    met zorg gekozen door een vakman,
    die een godenbeeld wil maken dat niet omvalt.

    Weet je het niet? Heb je het niet gehoord?
    Is het je niet van meet af aan verteld?
    Is het niet al helder sinds de grondvesting van de wereld?
    Hij troont boven de schijf van de aarde
    – haar bewoners zijn als sprinkhanen –,
    hij spreidt de hemel uit als een doek,
    spant hem uit als een tent om in te wonen.
    Hij maakt vorsten nietig,
    de leiders van de aarde onbeduidend:
    nauwelijks zijn ze geplant, nauwelijks gezaaid,
    nauwelijks hebben ze wortel geschoten,
    of hij blaast over hen, en ze verdorren
    en de stormwind neemt hen op als kaf.
    Met wie wil je mij vergelijken, zegt de Heilige,
    aan wie ben ik gelijk te stellen?

    Kijk omhoog: wie heeft dit alles geschapen?
    Hij laat het leger sterren voltallig uitrukken,
    hij roept ze bij hun naam, een voor een;
    door zijn kracht en onmetelijke grootheid
    ontbreekt er niet één.

  • 15. Hoe lang nog

    Deze week hoorde Wieteke het lied "Hoe lang" van het duo Nick en Simon. Dit lied deed haar aan Psalm 13 denken en daar is deze aflevering uit voorgekomen; Hoe lang nog.

    Psalm 13:2-6

    Hoe lang nog, HEER, zult u mij vergeten,
    hoe lang nog verbergt u voor mij uw gelaat?
    Hoe lang nog wordt mijn ziel gekweld door zorgen
    en mijn hart door verdriet overstelpt, dag aan dag?
    Hoe lang nog houdt mijn vijand de overhand?

    Zie mij, antwoord mij, HEER, mijn God!
    Verlicht mijn ogen, dat ik niet in doodsslaap wegzink.
    Laat mijn vijand niet roepen: ‘Ik heb hem verslagen,’
    mijn belagers niet juichen omdat ik bezwijk.

    Ik vertrouw op uw liefde:
    mijn hart zal juichen omdat u redding brengt,
    ik zal zingen voor de HEER, hij heeft mij geholpen.

    PS: Mocht je het lied van Nick en Simon willen luisteren, dan kun je het hier vinden: https://www.youtube.com/watch?v=tMP_fz7n_vc

  • 14. Geweld

    Deze keer leest Wieteke Zacharia 9:1-17

    Het woord van de HEER heeft Chadrach bereikt, en het rust op Damascus. Naar de HEER immers zal de hele mensheid zich richten, net als de stammen van Israël. 

    Ook op het aangrenzende Hamat rust het woord van de HEER, en op Tyrus en Sidon, ondanks al hun vernuft. Tyrus bouwde voor zichzelf een bolwerk, het hoopte zilver op als stof en goud als slijk in de straten, maar de Heer zal de stad in bezit nemen, haar rijkdom in zee storten, en de stad zelf gaat in vlammen op...

  • 13. Goed en kwaad

    Deze keer leest Wieteke Jeremia 20:7-13

    ‘HEER, u hebt mij verleid, en ik ben bezweken,
    u was te sterk voor mij en hebt mij in uw greep gekregen.
    Dag in dag uit lachen ze om mij,
    iedereen bespot mij.

    Telkens als ik spreek, moet ik schreeuwen:
    “Ik word mishandeld, onderdrukt!”
    Want de woorden van de HEER brengen mij
    dag in dag uit schande en vernedering.

    Als ik denk: Ik wil hem niet meer noemen,
    niet meer spreken in zijn naam,
    dan laait er in mijn hart een vuur op,
    dan brandt het in mijn gebeente.

    Ik doe moeite om het in bedwang te houden,
    maar ik kan het niet.
    Want de mensen bauwen mij na:
    “Overal paniek! Overal paniek!
    Roep het, dan vertellen wij het verder.”

    Al mijn vrienden zijn uit op mijn val:
    “Misschien laat hij zich verleiden,
    dan krijgen wij hem in onze greep,
    dan wreken wij ons op hem.”

    Maar de HEER staat mij terzijde als een machtig krijgsman.
    Daarom komen mijn belagers ten val,
    ze krijgen mij niet in hun greep.
    Ze zullen diep worden beschaamd,
    ze zullen hun doel niet bereiken.
    Ze worden overladen met eeuwige schande,
    nooit zal die worden vergeten.

    HEER van de hemelse machten,
    die alles rechtvaardig onderzoekt,
    die hart en nieren doorgrondt,
    laat mij zien dat u zich op hen wreekt.

    U leg ik mijn zaak voor.
    Zing voor de HEER, loof de HEER,
    want hij heeft het leven van de arme
    uit de handen van boosdoeners gered.

  • 12. De tijd dringt

    Deze keer leest Wieteke Mattheüs 10:1-15

    Daarop riep hij zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.

    Dit zijn de namen van de twaalf apostelen: als eerste Simon, die Petrus genoemd wordt, en zijn broer Andreas, Jakobus, de zoon van Zebedeüs, en zijn broer Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Tomas en de tollenaar Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Taddeüs, en ten slotte Simon Kananeüs en Judas Iskariot, die hem zou uitleveren.

    Deze twaalf zond Jezus uit, en hij gaf hun de volgende instructies: ‘Sla niet de weg naar de heidenen in en bezoek geen Samaritaanse stad. Ga liever op zoek naar de verloren schapen van het volk van Israël. Ga op weg en verkondig: “Het koninkrijk van de hemel is nabij.” Genees zieken, wek doden op, maak mensen die aan huidvraat lijden rein en drijf demonen uit. Om niet hebben jullie ontvangen, om niet moeten jullie geven! Neem in je beurs geen gouden, zilveren of koperen munten mee, schaf je voor onderweg geen reistas aan, geen extra kleren, geen sandalen en geen stok, want een arbeider is het waard dat er in zijn onderhoud wordt voorzien. In elke stad en in elk dorp waar je komt, moet je uitzoeken wie het waard is je te ontvangen; blijf daar dan tot je weer verdergaat. Groet de bewoners van het huis dat je binnengaat. Laat jullie vrede over dat huis komen als het dat waard is, maar als het dat niet waard is, laat dan die vrede naar je terugkeren. En als ze je niet willen ontvangen noch naar je woorden willen luisteren, verlaat dan dat huis of die stad en schud het stof van je voeten. Ik verzeker jullie: de dag van het oordeel zal voor het land van Sodom en Gomorra draaglijker zijn dan voor die stad.

  • 11. De grens

    Deze keer leest Wieteke Exodus 34:4-9

    Mozes hakte twee stenen platen uit, net als de vorige, en ’s morgens ging hij in alle vroegte de Sinai op, zoals de HEER hem had opgedragen. De twee stenen platen droeg hij bij zich. De HEER daalde neer in een wolk, hij kwam naast Mozes staan en riep de naam HEER uit. De HEER ging voor hem langs en riep uit: ‘De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat en voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.’ Onmiddellijk viel Mozes op zijn knieën en boog zich neer. ‘Als u mij goedgezind bent, Heer,’ zei hij, ‘trekt u dan met ons mee, ook al is dit volk onhandelbaar. Schenk ons vergeving voor onze schuld en zonde en maak ons tot uw eigen bezit.’

  • 10. Vreemde talen (Pinksteren)

    Deze keer leest Wieteke de tekst van het spreken in vreemde talen; Handelingen 2:1-13

    Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.

    In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’ Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’

  • 9. Heb elkaar lief

    Deze keer leest Wieteke Johannes 15:9-17

    Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde: je blijft in mijn liefde als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader gehouden heb en in zijn liefde blijf. Dit zeg ik tegen jullie om je mijn vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. Mijn gebod is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad. Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. Jullie zijn mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg. Ik noem jullie geen slaven meer, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. Jullie hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam vraagt, zal hij je geven. Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.

  • 8. Goed leven

    Deze keer leest Wieteke Psalm 34:12-23

    Kom, kinderen, luister naar mij,
    ik leer je ontzag voor de HEER.
    Hebben jullie het leven lief,
    wil je goede jaren genieten? [...]

    Behoed dan je tong voor het kwaad,
    je lippen voor woorden van bedrog.
    Mijd het kwade, doe wat goed is,
    streef naar vrede, jaag die na.

    Het oog van de HEER rust op de rechtvaardigen,
    zijn oor luistert naar hun hulpgeroep.
    Toornig ziet de HEER wie kwaad doen aan,
    hij wist hun namen op aarde uit.

    De HEER hoort de kreten van de rechtvaardigen,
    hij bevrijdt hen uit de nood,
    gebroken mensen is de HEER nabij,
    hij redt wie zwaar wordt getroffen.

    Al blijft de rechtvaardige niets bespaard,
    de HEER zal hem steeds weer bevrijden.
    Hij waakt zelfs over zijn beenderen,
    niet één ervan wordt verbrijzeld.

    Een slecht mens komt om door eigen kwaad,
    wie een rechtvaardige haat zal boeten,
    de HEER redt het leven van zijn dienaren,
    nooit zal boeten wie schuilt bij hem.

Volg ons nu op:

Ontvang een e-mail bij nieuwe afleveringen

We gebruiken het programma Mailchimp om je op de hoogte te houden van nieuwe afleveringen. Door op de knop 'Abonneren' te drukken ga je akkoord dat Mailchimp jouw gegevens verwerkt. Je kunt je op elk moment uitschrijven voor deze e-mails.